Niet elk mishandeld kind heeft blauwe plekken.

Als een kind thuis wordt mishandeld, dan zijn er op school toch signalen te zien die daarop wijzen? Zo'n kind heeft steeds blauwe plekken, gedraagt zich angstig, is stil en teruggetrokken of juist erg agressief. Toch? Niet dus.
Hoewel dit tekenen zijn die, samen met nog heel veel meer signalen, terug te vinden zijn op de signalenwijzer die ik gevonden heb op de website  www.zorgenomeenkind.nl (zie hieronder) en zeker kunnen wijzen op kindermishandeling, herken ik er bijna geen één bij mijzelf als kind.



Blauwe plekken had ik niet. Ik droeg geen kapotte kleding of schoenen. Ik liep niet achter in mijn ontwikkeling. Sterker nog, ik zat op het VWO en haalde goede cijfers. Ik had vriendinnen, was sociaal en ik was op school niet stil en teruggetrokken en ook niet agressief. Kortom, ik was een (zo op het eerste gezicht) vrolijke, rustige en ijverige leerling.

Dat kwam, doordat school mijn veilige haven was. Hier hoefde ik niet elk moment van de dag op mijn hoede te zijn. Hier was het gezellig. Hier was geen ruzie en hier werd niet steeds gezegd wat er allemaal aan mij mankeerde. Op school had ik even rust.
Daarnaast had ik geleerd om mijn echte gevoelens te onderdrukken. en ze niet te laten zien. Thuis mocht ik niet verdrietig zijn, niet uitgelaten en zeker niet boos. En daar was ik op een gegeven moment heel goed in. Was er bij ons thuis al dagenlang ruzie en was ik de avond daarvoor nog keer op keer mijn bed uit geroepen voor urenlange preken, zodat ik moe en verdrietig op school kwam, daar aangekomen ging de knop om en speelde ik de vrolijke Diana. En daar was ik goed in.

Waren er op school dan helemaal geen signalen dat er bij ons thuis wat aan de hand was? Zeker wel, maar daarvoor hadden de leerkrachten net wat beter moeten kijken of net wat meer moeten aanvoelen. Ik mocht niet mee op het kennismakingskamp in de brugklas. Als reden werd opgegeven dat er geen geld voor was., wat overigens niet waar was. En ook toen mijn mentor contact opnam om mijn moeder en stiefvader te informeren over speciale voorzieningen vanuit school, waardoor ik toch mee zou kunnen, bleef het antwoord nee. Op klassenavonden was ik altijd de enige afwezige, omdat ik er nooit heen mocht. Ik had bijna altijd dezelfde kleding aan, omdat ik bijna nooit iets nieuws kreeg. Allemaal kleine, subtiele signalen, die niet in het bovenstaande lijstje voorkomen en waar niets mee werd gedaan.

Daarom is het ook zo belangrijk dat je als leerkracht je leerlingen écht ziet. Niet alleen de kinderen die onaangepast gedrag laten zien en de boel op stelten zetten, maar ook, en misschien wel juist, de meegaande en rustige kinderen. Praat met je leerlingen, knoop zo nu en dan een gesprek aan. Laat zien dat je luistert. Vraag ook eens hoe het thuis gaat. Laat je leerlingen weten dat je er voor ze bent en dat ze je in vertrouwen kunnen nemen., waarbij het belangrijk is dit vertrouwen niet te beschamen. Beloof dus niets dat je niet waar kunt maken en wees daar ook eerlijk in. Kortom, bouw aan een vertrouwensband. En heb je vermoedens of een niet-pluisgevoel, informeer bij collega's of zij hierin iets herkennen. En vooral: ga het gesprek aan met het kind.

Bij mij is het op school niet gezien. Of het is wel gezien, maar er is niets mee gedaan. Maar wat zou het fijn geweest zijn als er iemand was geweest met wie ik had kunnen praten. Iemand die mij écht had gezien. Dat kan namelijk zo'n groot verschil maken, zelfs als er niet direct iets aan de situatie thuis verandert. 


Reageren? Dat kan via het gastenboek



Terug naar blog